ArchiefArtikelenZoeken
01.03.07

Interview: Joop van der Schee

Door: Ronald Kranenburg

‘Breng enthousiaste docenten bij elkaar en je hebt een enorm potentieel’

Aardrijkskunde is zijn hobby en hij is blij als hij af en toe nog éven voor de klas mag staan. De nieuwe bijzonder hoogleraar onderwijsgeografie is een onderwijsman in hart en nieren. Die vindt dat aardrijkskunde onmisbaar is in de oriëntatie van jonge mensen op aarde en wereld. En die graag een brug slaat tussen wetenschap en onderwijsveld én tussen docenten onderling.

Je bent benoemd tot bijzonder hoogleraar onderwijsgeografie aan de VU. Een uitdaging? ‘Ja, en ook een eer om dit te mogen doen. De uitdaging zit er vooral in om samen met collega’s – vakwetenschappers, lerarenopleiders en docenten – het aardrijkskundeonderwijs goed op de kaart te zetten. Aardrijkskunde gaat over de planeet aarde en de wereld om ons heen. Hoe zitten die in elkaar? Waarom zijn er zo veel aardbevingen in bepaalde delen van de wereld? Waar lopen we risico’s als de zeespiegel stijgt? Waarom is het ene project om de armoede in Afrika te bestrijden succesvol en het andere niet? Wat zijn ruimtelijke scenario’s voor ons land voor 2030? Dat zijn spannende vragen! Belangrijk voor jonge mensen die zich moeten oriënteren op de samenleving van vandaag en morgen. Toch is de positie van het aardrijkskundeonderwijs niet sterk.’

Wat moet er anders?
‘Veel mensen associëren aardrijkskunde nog steeds met topografie. Dat moet echt veranderen. TomTom en Google zijn hot. Ruimtelijke oriëntatie is óók aardrijkskunde. Laatst hoorde ik zeggen dat je geen aardrijkskundekennis meer nodig hebt dankzij TomTom. We hebben na de invoering van de rekenmachine het wiskundeonderwijs toch ook niet afgeschaft? Het is belangrijk te laten zien dat we het over aardrijkskunde hebben als we praten over klimaatverandering, de ruimtelijke veranderingen in China of de relatie mensnatuur. Allemaal zaken waarvan de kranten vol staan. Geografische kennis is onmisbaar als je wilt weten hoe de aarde en wereld in elkaar zitten en wilt meedenken over hoe het verder moet.
Politiek Nederland zegt nu dat je op 15de wel genoeg weet van aardrijkskunde. Daarna is het een keuzevak. Dat kan echt niet. Aardrijkskunde gaat over complexe zaken. Daar kun je niet op je 15de mee stoppen. Aardrijkskunde is het spannende verhaal van de steeds veranderende wereld om ons heen. Daar moeten we meer mee naar buiten treden. Geografen en aardrijkskundedocenten zijn vaak aardige en bescheiden mensen. Het is goed als ze wat meer aan de weg timmeren. Sako Musterd van de Universiteit van Amsterdam en Henk van Houtum van de Radboud Universiteit kwamen in de Volkskrant met hun visie over probleemwijken in grote steden respectievelijk culturele verschillen in Nederland en het ontbreken van een Randstedelijke identiteit. Het is belangrijk dat geografen laten zien dat ze belangrijk en interessant werk doen.’

Er is 2,5 jaar geen hoogleraar voor het aardrijkskundeonderwijs geweest. Wat is er blijven liggen?
‘Dat klopt niet helemaal. Rob van der Vaart zat op deze leerstoel, maar is in 2004 benoemd tot fulltime hoogleraar sociale geografie in Utrecht. Gelukkig is Rob zich ook de afgelopen drie jaar blijven inzetten voor het aardrijkskundeonderwijs – denk aan de nascholing en de canoncommissie. Ik hoop dat hij dat blijft doen, want hij is een belangrijke kracht. Ik wil graag samen met hem optrekken.’

Onderwijsgeografie, wat is dat eigenlijk?
‘Professor Hoekveld heeft ooit gesteld dat onderwijsgeografie de kennis uit de wetenschappelijke geografie moet vertalen en structureren tot een bruikbaar geheel voor het aardrijkskundeonderwijs. Er moet een brug geslagen worden tussen academische geografie en aardwetenschappen enerzijds en schoolaardrijkskunde anderzijds. Ik wil die brug helpen bouwen. Concreet betekent dat het land in om te kijken wat er aan beide kanten leeft en wat er over de brug kan komen. Denk aan vakinhoudelijke inzichten vanuit de wetenschappelijke geografie en aardwetenschappen die interessant zijn voor de schoolaardrijkskunde. Neem de kennis over het droogvallen van het Tsjaadmeer. Dat zonder veel voorbehoud toeschrijven aan het versterkte broeikaseffect zoals Al Gore deed is te simpel. Ook de wateronttrekking voor irrigatie speelt een belangrijke rol, blijkt uit onderzoek.
Maar ik wil ook praten over de vraag waarom aardrijkskunde niet verplicht is als toelatingseis voor bepaalde universitaire opleidingen.’

Waarom is er een bijzonder hoogleraar voor het aardrijkskundeonderwijs nodig?
‘Om die brug te slaan en om het schoolvak naar buiten te vertegenwoordigen.
Een bijzonder hoogleraar wordt door een instelling benoemd aan een universiteit om de band met een bepaald maatschappelijk veld te versterken. In dit geval dus om een brug te slaan tussen de vakwetenschap en het schoolonderwijs. Wat het voor mij persoonlijk extra bijzonder maakt is dat er aan de VU in de jaren tachtig rond prof. dr. Van Westrhenen een flinke groep onderwijsgeografen bestond. Na diverse bezuinigingsoperaties in de jaren negentig bleef daarvan nauwelijks meer iets over. En nu zie je dat het aantal geografen bij het Onderwijscentrum VU weer groeit, mede door allerlei extern gefinancierde projecten zoals EduGIS en NWOonderzoek. Hilde Wildschut, Iris Pauw, Simone Verzandvoort en Tim Favier – allemaal nieuw en niet de minsten. Met het schoolvak aardrijkskunde moet het zo ook gaan de komende jaren: in stijgende lijn!’

Wat ga je aanpakken?
‘Er staan een heleboel punten op mijn lijstje. De grootste groep leerlingen die aardrijkskunde volgt is 10-15 jaar. Er liggen nogal wat vragen: bijvoorbeeld wat het programma aardrijkskunde moet inhouden en hoe we denkend vanuit de leerling een leerlijn kunnen opbouwen. Binnenkort start een KNAG-commissie die het examenprogramma aardrijkskunde voor het vmbo gaat herzien. We hebben inmiddels een goed programma voor de bovenbouw havo/vwo; nu is het vmbo aan de beurt.
En voor aardrijkskunde in het derde leerjaar moeten we good practices ontwikkelen, bijvoorbeeld in veldwerk en GIS. Als ik leraren aardrijkskunde spreek, kom ik geweldige initiatieven tegen. Die zouden we veel meer moeten uitwisselen, ik zou daar graag een netwerk voor ontwikkelen.
Daarnaast moeten we flink lobbyen voor het vak aardrijkskunde via media en politiek. Niet alleen op het moment dat aardrijkskunde bedreigd wordt – dan ben je eigenlijk al te laat – maar continu. Dus nú naar Den Haag om gesprekken te voeren met onderwijsmedewerkers van politieke partijen. En dat doen met de boodschap dat aardrijkskunde veel te bieden heeft en bijdraagt aan burgerschapsvorming. Dan kan ik niet in mijn eentje. Het KNAG is daarvoor een strategie aan het uitzetten. De eerste afspraken in Den Haag zijn gemaakt.

Gaat jouw werk veranderen?
‘Ten dele, denk ik. Er is minder tijd om studenten te begeleiden binnen de lerarenopleiding van de VU. Ik ben meer op pad, want dat is de bedoeling van zo’n landelijke leerstoel. Nieuwe klussen zijn het stimuleren van landelijk onderzoek voor het aardrijkskundeonderwijs en het leiden van het landelijk vakdidactisch expertisecentrum aardrijkskunde (zie ook pag. 41). Daarnaast blijf ik drie dagen per week docent geografie op de VU. Daar geef ik colleges sociale geografie bij de faculteit Aard- en levenswetenschappen en wil ik meedenken met de nieuwe opleiding Aarde en Economie aan de VU. Verder wil ik samen met Leon Vankan verder met ‘Leren denken met aardrijkskunde’. Het tweede boek is net uit en we willen daaromheen onderzoek doen samen met docenten en scholen. Daarnaast wil ik met prof. Henk Scholten en andere collega’s ontwikkel- en onderzoekswerk te doen rond GIS in het onderwijs. Internet, GIS en Google bieden ons vak veel mogelijkheden.

Houd je nog wel tijd over voor andere dingen dan werk?
Aardrijkskunde is mijn hobby, dus ik heb eigenlijk altijd vakantie! Als leerling vond ik het al een ontzettend leuk vak, samen met geschiedenis en biologie. Ik nam me voor iets te gaan studeren met milieu- of ontwikkelingsproblematiek. Toen ik op de VU een voorlichtingsdag over geografie bezocht, wist ik: dit is het. Ze lieten boeiende dingen zien en vertelden enthousiast over het vak. Ik heb er nooit spijt van gehad.

Na je opleiding werd je docent; hoe ben je uiteindelijk op deze post belandt?
Acht jaar heb ik voor de klas gestaan, maar bijna altijd parttime. Na een jaar fulltime lesgeven kreeg ik een baantje aangeboden op de VU. Destijds groeide het aantal studenten sterk. Ik kon allerlei klussen doen, zoals werkcolleges geven aan eerste- en tweedejaars en excursies helpen opzetten. Twee dagen in de week bleef ik lesgeven op school totdat ik werd ontslagen – in de jaren tachtig liep het aantal uren voor aardrijkskunde terug en als jongste docent moest ik als eerste weg. Na mijn promotie heb ik weer twee jaar les gegeven. Als vakdidacticus keek ik naar al die stagiairs en voelde het kriebelen. Min of meer voor de grap bood een collega me een aantal uren ter vervanging aan op een school. Hij was verrast dat ik daarop inging. Af en toe denk ik nu: ik zou best weer een paar klassen willen hebben. Gelukkig sta ik in het kader van projecten en in de Geoweek nog wel eens een uurtje voor een klas.

Je hebt een aanstelling voor twee dagen in de week. In die tijd kun je niet alles doen; waar leg je het accent?
Ik noemde het vmbo al en de politiek en media. Belangrijk is ook het organiseren van good practices van aardrijkskundedocenten. Ik wil samen met het KNAG een netwerk van docenten opzetten. In Amsterdam-Zuid bijvoorbeeld staan meer dan tien scholen voor voortgezet onderwijs vlak bij elkaar. Daar zitten minsten dertig docenten aardrijkskunde. Stel je krijgt er tien bij elkaar. Ze komen natuurlijk alleen als ze er daadwerkelijk iets aan hebben, want ze zitten al tot hun nek in het werk. Als iedereen iets bijzonders meebrengt dat in de les te gebruiken is – dat kan gewoon iets zijn dat je toch al deed – hoef je maar één ding mee te nemen en krijg je er negen voor terug. Als je op die manier docenten lokaal of regionaal kunt organiseren, heb je meteen een platform om met elkaar te bespreken hoe je in de scholen een vuist kunt maken bij de invulling van het derde leerjaar, aardrijkskunde en NLT, het Tweede Fase-programma, GIS op school, veldwerk of acties richting lokale pers. Al die lokale of regionale netwerken zouden samen een landelijk KNAG-netwerk kunnen vormen. Er zijn ontzettend veel goede en enthousiaste docenten. Het is de kunst die te mobiliseren, om een continue taskforce te hebben, ook richting media en politiek, en niet – zoals in het verleden – alleen een beroep te doen op de achterban in tijden van nood.

Als ik je over vijf jaar weer spreek, waar staan we dan?
Mijn wens is dat het netwerk dan goed draait en het nieuwe vmbo-programma staat als een huis. Over vijf jaar moet aardrijkskunde in de media en in de politiek op een aantal punten duidelijker naar voren zijn gekomen. Ik kan nog veel meer noemen, bijvoorbeeld de internationale contacten. Maar als ik moet kiezen, en dat mag ik gelukkig, ligt mijn prioriteit binnen Nederland.



Printversie